Snel stijgende inflatie

In de afgelopen maanden keken de financiële markten slechts naar drie zaken: inflatie, inflatie en inflatie. Maar feitelijk begon de inflatie al vanaf vorig jaar te stijgen. Alleen werd er toen minder aandacht aan besteed, aangezien Centrale Banken de inflatie nog als tijdelijk zagen.

Historische Inflatie

Sinds de zomer van het vorige jaar is de inflatie snel aan het oplopen tot niveaus die beleggers in de afgelopen 40 jaar niet eerder hebben gezien. In de afgelopen jaren bewoog de inflatie in zowel Europa als in de VS ongeveer tussen de 0 en 2 %. Zoals uit onderstaande grafiek blijkt, begon de inflatie circa 12 maanden geleden echt op te lopen, waarbij de inflatie in de VS nu ruim 8 % en in Europa zelfs 10 % is.

Bron: Refinitiv

Er zijn twee belangrijke redenen dat de inflatie nu zo hoog is.

De eerste reden heeft betrekking op aanbodproblemen in de economie. China hanteert al geruime tijd een zerotolerance beleid tegen Corona waardoor regelmatig steden, havens en fabrieken dicht zijn. Hierdoor kunnen veel goederen niet/nauwelijks geleverd en vervoerd worden. De  boycot van Russisch gas en olie, n.a.v. de oorlog in Oekraïne, zorgde dat de olie- en vooral gasprijs zeer fors steeg. Aangezien olie en gas voor bijna de gehele maakindustrie nodig zijn, zorgen de hogere fabricagekosten er vervolgens weer voor dat de prijs die de consument voor een product betaalt ook omhoog gaat. Voor de goede orde, de gasprijs in de VS steeg aanzienlijk minder, omdat zij geen Russisch gas nodig hebben. Dit kan betekenen dat de inflatie in de VS minder hardnekkig blijkt te zijn dan de Europese inflatie.

De tweede reden van de huidige hoge inflatie heeft te maken met de enorme geldcreatie die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. In de afgelopen jaren is er veel nieuw geld gecreëerd om de wereldwijde lockdowns het hoofd te bieden. Kijkende naar de drie meest belangrijke economische gebieden (Europa, China en de VS) dan is de geldhoeveelheid de afgelopen jaren met $ 8.000 miljard toegenomen. Dit leverde geen inflatie op toen de wereld dicht was, maar wel toen de wereld weer openging en al dit nieuwe geld uitgegeven werd. Het gevolg van de snel stijgende en hoge inflatie is dat de koopkracht van de gemiddelde consument sterk onder druk staat. Dit betekent dat de (toekomstige) bestedingen onder druk komen te staan en daarmee de economische groei en daarmee de toekomstige bedrijfswinsten.

Toekomstige inflatie VS

Na ruim een jaar van prijsstijgingen blijkt de inflatie veel hardnekkiger dan gedacht. Aangezien veel grondstofprijzen al enkele maanden aan het dalen zijn, gingen meerdere analisten ervan uit dat de inflatie ook zou gaan afkoelen. Vooralsnog is dit ogenschijnlijk niet het geval. Dit werd recentelijk wederom bevestigd door de producentenprijzen in Duitsland die met 45,8 % stegen ten opzichte van een jaar geleden. Hoewel het altijd nuttig is om terug te kijken, moeten beleggers echter vooral een inschatting maken van de toekomst. Om een goed beeld te krijgen over wat de inflatie in de (nabije) toekomst gaat doen, is het vooral raadzaam naar de vraagzijde van de economie te kijken. Immers, de aanbodproblemen (oorlog Oekraïne en lockdowns China) blijven vooralsnog gelden.

In de VS zagen wij in augustus voor het eerst een hele kleine daling van de inflatiecijfers (wel aanzienlijk minder dan verwacht). Het bleek dat de inflatie van de maakindustrie/ de goederen in de VS daalde van 15 % in januari naar circa 10 % in augustus. Hier zien wij dat de dalende grondstof- en vervoersprijzen tot een aanzienlijke vermindering van de goedereninflatie leidt.

Bronnen inflatie VS

Echter, de inflatie van de dienstensector neemt nog steeds toe. De prijzen van de dienstensector stijgen nog steeds, vooral omdat de lonen nog steeds stijgen. In de VS zijn de lonen dit jaar met gemiddeld 6,7 % gestegen. Kijken wij naar de looneisen die in de VS op dit moment op tafel liggen, dan is er een reëel risico dat er een loon-prijsspiraal ontstaat. Naast de lonen vormt ook de huizenmarkt een belangrijk onderdeel van de diensteninflatie. Mede door de mindere economische vooruitzichten en vooral door de snelle stijging van de hypotheekrente begint de gemiddelde prijs van een woning, en daarmee de diensteninflatie, snel te dalen. Dit is slechts ten dele zichtbaar in de officiële cijfers (blauwe lijn), maar al wel in de prijsindex die wordt samengesteld door makelaars.

Echter, om de inflatie van de dienstensector echt te laten verminderen is het nodig dat de loonstijgingen afnemen en dat zal alleen gebeuren als het banenoverschot is verdwenen en de werkloosheid weer oploopt. En volgens onze inschatting zal het banenoverschot alleen substantieel afnemen als de economie in een recessie terecht komt.

Kortom, op dit moment neemt de goedereninflatie in de VS snel af. Ook de diensteninflatie zal afnemen door de lagere huizenprijzen, hoewel de lagere prijzen nog niet zichtbaar zijn in de officiële cijfers. Voor een verdere afname van de diensteninflatie is het noodzakelijk dat de loonstijgingen minder worden.

Toekomstige inflatie Europa

In Europa hangt de inflatie veel meer af van de gasprijs en de hieraan gekoppelde elektriciteitsprijzen. De gasprijs is eerder dit jaar zeer snel gestegen als gevolg van de beperkte levering van Russisch gas aan Europese landen. Steeds meer Europese overheden zijn bereid in te grijpen door maximumprijzen voor consumenten en ondernemingen in te stellen. Uiteraard neemt hierdoor de staatsschuld toe, maar dalen de elektriciteitskosten wel voor veel mensen/ondernemingen. Dit heeft weer een drukkend effect op de inflatie. Dit beeld zien we nu al optreden in Frankrijk, één van de eerste landen die ingreep op de energiemarkt, waardoor de inflatie in Frankrijk op dit moment dalende is en “slechts” 6,2 % bedraagt.

Wij gaan ervan uit dat, hoewel slecht voor de lange termijn economische vooruitzichten, steeds meer overheden in Europa gaan ingrijpen op de energiemarkt, waardoor ook hier de inflatie in Europa zal afnemen.

Acties wereldwijde Centrale Banken

De belangrijkste taak van een Centrale Bank is het beteugelen van inflatie. Aangezien zij niks kunnen doen aan de aanbodproblemen die mede voor de hoge inflatie zorgen, kunnen zij alleen zorgen voor minder vraag. Oftewel het verminderen van economische groei. Dit doen zij door het verhogen van de korte rente. Normaliter vormt de korte rente ook de basis voor de lange rente. Dat betekent dat een stijgende korte rente in de meeste situaties ook leidt tot een stijgende lange rente. Uiteindelijk zorgt de hogere rente voor minder bedrijfsinvesteringen, lagere vraag naar personeel, meer werkloosheid en lagere lonen wat uiteindelijk zorgt voor minder vraag naar goederen en diensten en hiermee een lagere inflatie.

Sinds eind vorig jaar is de Amerikaanse Centrale Bank (FED) begonnen met het verhogen van de Federal Fund Rate (de 1-dags rente). Inclusief de meest recente verhoging van 0,75 % in september is deze Federal Fund Rate in meerdere stappen verhoogd van 0,125 % naar 3,125 %. In Europa is de ECB pas net begonnen met het verhogen van de 1-dags rente van – 0,5 % naar + 0,75 % op dit moment.

Waar gaat rente naar toe?

Los van de toelichtingen die Centrale Banken zelf naar buiten brengen over hun rentevisie, geeft de 2-jaars rente een goed beeld over de richting van de 1-dags rentestanden. Deze twee-jaars rente wordt berekend aan de hand van obligatiekoersen met een looptijd van 2 jaar. Met andere woorden, de zeer korte rente wordt bepaald door de Centrale Bank en de langer lopende rentestanden worden bepaald door de obligatiemarkt.

De Amerikaanse 2-jaars rente staat op dit moment 4,2 % (eind september). Met andere woorden, obligatiebeleggers gaan er dus vanuit dat de Amerikaanse FED de korte rente tot ruim 4 % zal verhogen in de komende maanden. Gerekend vanaf nu betekent dat de Amerikaanse FED de korte rente nog verder gaat verhogen, van 3,125 % naar ruim 4 %. De FED zelf is nog iets somberder en houdt rekening met een scenario dat zij de korte rente tot 4,5 % moeten verhogen om de inflatie te beteugelen. In Europa is de 2-jaars rente (Duitsland) 1,9 %. Volgens beleggers gaat de ECB de rente de komende maanden dus nog met bijna 1,25 % verder verhogen.

Zoals hierboven al beschreven, is het niet alleen de korte rente die nu hard aan het stijgen is. Samenhangende met de korte rente is ook de lange rente aan het stijgen. Ter illustratie hebben wij in onderstaande tabel de 2, 5 en 10-jaars rente in Duitsland en de VS afgebeeld.

Duitsland

2-jaars nu 1,9 % (1 januari -0,6 %)

5-jaars nu 2,0 % (1 januari -0,5 %)

10-jaars nu 2,0 % (1 januari -0,2%)

VS

2-jaars nu 4,2 % (1 januari 0,8 %)

5-jaars nu 4,0 % (1 januari 1,3 %)

10-jaars rente nu 3,7 % (1 januari 1,5 %)

Gevolgen stijgende rente

De stijgende rentestanden hebben grote gevolgen voor de financiële markten. Aangezien rentestanden en obligatiekoersen exact het tegenovergestelde bewegen, zorgt een stijgende rente voor dalende obligatiekoersen. Zo staat onze obligatiebenchmark (Iboxx euro corporate bond index) dit jaar 14 % in het rood. Maar ook voor aandelenbeleggers is een stijgende rente negatief (ceteris paribus). De theoretische koers van een aandeel wordt namelijk berekend door de toekomstige winsten om te rekenen naar een huidige waarde. Dit wordt gedaan door de toekomstige winsten te delen door de rente en een eventuele risico-opslag. Hoe hoger de rente, hoe hoger de noemer in deze vergelijking en hoe lager de theoretische aandelenkoers.

Om het één en ander te verduidelijk, laten wij in onderstaand voorbeeld de gevolgen van een rentestijging zien voor de fictieve onderneming PNO (Pecunia Non Olet). Wij zijn uitgegaan van een degelijke onderneming waar beleggers van denken dat de onderneming een jaarlijks winstgroei van 5 % kan behalen. De huidige winst per aandeel bedraagt $ 10 en de risicovrije 10-jaars rente bedraagt 1,6 % (de werkelijke stand van de rente in de VS van begin dit jaar). De theoretische koers komt dan uit op $ 302. De koers/winstverhouding bedraagt hiermee 30,2.

Rente: 1,6 %

Stijgt de rente vervolgens van 1,6 % naar 3,7 % (de huidige 10-jaars rente in de VS) dan daalt de theoretische koers van $ 302 naar $ 247, oftewel een daling van 18 %. De koers/winstverhouding is door de stijgende rente gedaald van 30,2 naar 24,7.   

Rente 3,7 %

Zelfs bij gelijkblijvende winstverwachtingen, zorgt de stijging van de rente (van 1,6 % naar 3,7 % in ons theoretisch voorbeeld voor een koersdaling van 18 % en een daling van de koers/winstverhouding (de waardering van een aandeel). Hoewel bovenstaand voorbeeld op een fictieve onderneming berust, komt de daling van de koers en van de koers/winstverhoudingen redelijk overeen met de huidige situatie op de wereldwijde aandelenbeurzen.

In onderstaande grafiek hebben wij de koers/winstverhouding van de brede Amerikaanse en Europese aandelenindex afgebeeld. Door de stijgende rentestanden daalde de waardering van Amerikaanse aandelen van 21,3 naar 16,6 en die van Europese aandelen van 14,8 naar 10,8.

Hoewel de rentestanden van verschillende looptijden dit jaar al hard zijn opgelopen, gaan wij ervan uit dat zeker de kortere rentes de komende maanden nog verder kunnen stijgen. Zolang de inflatie hardnekkig hoog blijft, zullen Centrale Banken de korte rente blijven verhogen. De lange rentes hangen echter niet alleen af van de inflatie, maar ook van de economische groei/krimp. Aangezien wij een (winst)recessie als een aannemelijk scenario beschouwen, zal een verdere stijging van de lange rente beperkt zijn.

Doordat de aandelenkoersen dit jaar al fors zijn gecorrigeerd denken wij dat de nadelige gevolgen van de stijgende rente al voor een groot gedeelte zijn ingeprijsd. Dat betekent helaas niet dat de aandelenmarkt als geheel nu weer snel zal herstellen.

Winstrecessie

Net als ieder ander kunnen wij helaas de toekomst niet voorspellen. Wat we wel kunnen doen, is het werken met toekomstscenario’s en daar een bepaalde waarschijnlijkheid aan meegeven. Wat ons betreft is op dit moment het meest realistische scenario voor de komende maanden dat de stijgende rente, de hoge consumenten- en energieprijzen er voor zorgen dat consumenten minder zullen gaan besteden (ze hebben hier minder geld voor) en dat de winsten van veel ondernemingen zullen dalen. Deze verwachte winstdalingen gelden voor zowel Europa als voor de VS. Wel zijn wij van mening dat de negatieve gevolgen in Europa groter zullen zijn, aangezien wij pas net begonnen zijn met het verhogen van de rente om de inflatie tegen te gaan en wij in Europa meer schade ondervinden van de oorlog in Oekraïne.

De geschiedenis leert ons dat de obligatiemarkt vaak een betere voorspeller is van de toekomstige groei of krimp in de economie dan de aandelenmarkt. Een zeer betrouwbare voorspeller van de toekomstige economische groei of krimp is de yield- of rentecurve. Deze geeft het verband tussen rentestanden met verschillende looptijden weer. In een normale situatie geldt dat hoe langer de looptijd, des te hoe hoger de rente moet zijn. Immers, als je als belegger je geld lang moet wegzetten en er dus ook lang niet over kunt beschikken, dan wil je daar een hogere vergoeding voor. In sommige situaties is echter de korte rente hoger dan de lange rente. Dat wordt een inverse of negatieve yieldcurve genoemd. Deze negatieve yieldcurve blijkt vaak een goede voorspeller te zijn van een aanstaande recessie. Obligatiebeleggers voorzien op korte termijn problemen en eisen daardoor een hoger rendement (lees hogere rente) op hun kort lopende obligatiebelegging.

In onderstaande grafiek hebben wij de Amerikaanse 10-jaars minus de 2-jaars rente afgebeeld sinds begin jaren negentig (donker blauwe lijn). De licht blauwe vlakken zijn de tijdsperiode waarin er een officiële recessie plaatsvond. Zoals in onderstaande grafiek waar te nemen valt, volgde er in de afgelopen 30 jaar altijd een recessie enkele maanden nadat de yieldcurve negatief is geworden.

Op dit moment is de yieldcurve in Amerika weer negatief geworden. Op basis van het verleden, is hiermee een nieuwe recessie waarschijnlijk. Wel is het van belang om te beseffen dat de laatste twee recessies (die van 2020 en die van 2008) heel heftig waren en niet als standaard recessies kunnen worden beschouwd. Hoe heftig de gevolgen van een recessie zijn, hangt voor een groot gedeelte af van de arbeidsmarkt. Zolang mensen nog een baan hebben, blijven de bestedingen meestal redelijk op peil en zal de economische krimp beperk of van korte duur zijn. Wat dat betreft ziet de huidige situatie in Europa en de VS er nog gunstig uit.

In onderstaande grafiek hebben wij het aantal vacatures gedeeld door het aantal werkzoekenden in de VS. Hoe hoger het getal hoe meer vacatures er zijn ten opzichte van werkzoekenden. Hoewel de grafiek nu licht dalende is, staat deze ratio nog steeds op bijna het hoogste niveau sinds 50 jaar. Voor veel mensen is dat goed nieuws. Immers, mocht het aantal ontslagen door de (mogelijke) recessie fors toenemen dan is het waarschijnlijk dat veel mensen weer snel een baan kunnen vinden. Hierdoor kunnen in de (nabije) toekomst de bestedingen redelijk op peil blijven.

Bron: JP Morgan

Hoewel dit soort cijfers niet over heel Europa bekend zijn, weten wij wel dat in bijvoorbeeld Nederland en Duitsland het beeld op dit moment in hoofdlijnen overeenkomt met bovenstaande grafiek.

Analistenverwachtingen

Echter, de grote vraag is uiteraard hoe de bedrijfswinsten zich de komende maanden zullen ontwikkelen. Daarbij moeten wij als belegger wel rekening houden met de marktverwachtingen.  Immers, als de daadwerkelijke winstcijfers harder dalen dan de gemiddelde marktverwachting, dan zal de markt hoogstwaarschijnlijk nog wat verder dalen. Maar ook, als de daadwerkelijke winstcijfer dalen, maar minder hard dan verwacht, dan zullen de markten naar alle waarschijnlijk juist herstellen.

Om hier een goed beeld over te krijgen, hebben wij in de grafiek hieronder de huidige marktverwachting (blauwe kolommen) betreffende de verwachte winsten in de komende kwartalen afgebeeld. Daarnaast hebben wij in de rode kolommen deze marktverwachtingen afgebeeld, maar dan hoe de markt hier een half jaar gelden over dacht. Ter illustratie, de markt gaat er nu vanuit dat de grootste 500 beursgenoteerde bedrijven in de VS in het derde kwartaal een winstgroei weten te behalen van 4,5 %. In april dacht de markt nog dat deze ondernemingen in het derde kwartaal een winstgroei van 10,6 % zouden behalen.

Hoewel de markt er dus nog steeds vanuit gaat dat ondernemingen een groei weten te realiseren, zijn de verwachtingen wel fors verlaagd. Dat betekent ook dat de markt al redelijk wat negatief nieuws heeft ingeprijsd.

Voor de grootste 600 Europese ondernemingen hebben wij hetzelfde gedaan. Hier zien wij een compleet ander beeld. Door de grote weging van de olie- en nutssector in de Europese aandelenindex zijn de winstverwachtingen voor het derde en vierde kwartaal zelfs verhoogd. Daarna zal de groei snel afnemen en in het tweede kwartaal van het volgende jaar zelfs negatief worden.

Hoewel het afwachten blijft hoe de daadwerkelijke (toekomstige) bedrijfswinsten eruit komen te zien, zijn wij van mening dat de winsten voor het derde en vierde kwartaal te optimistisch worden ingeschat. In tegenstelling tot de VS is er nog weinig slecht nieuws ingeprijsd.

Grafische samenvatting

In onderstaande afbeelding hebben wij bovenstaande visie grafisch weergegeven. De hoge inflatie zorgt wereldwijd voor koopkrachtverlies bij de consument en zorgt voor een hogere rente. Deze hogere rente en het koopkrachtverlies zorgen er vervolgens weer voor dat het aannemelijk is dat er een recessie in Europa en de VS zal optreden. De recessie zal naar onze verwachting in de VS niet heel diep zijn. Of dit in Europa ook meevalt, zal met name afhangen van het overheidsingrijpen ten opzichte de energieprijzen.

Beleggingsbeleid

Zoals al eerder in dit blog weergegeven, zijn wij van mening dat de inflatie, weliswaar langzaam, zal afnemen en dat de hogere rente al voor een groot deel in de aandelenkoersen is ingeprijsd. Aandelenkoersen zijn sinds november vorig jaar al met ruim 25 % gedaald, waardoor waarderingen nu weer op normalere niveaus terecht zijn gekomen.

De door ons verwachte lagere bedrijfswinsten zijn zeker in de VS al voor een deel ingeprijsd. Of dit voldoende is, zal afhangen van hoe heftig de recessie zal worden. Gegeven de zeer robuuste arbeidsmarkt en de hoge spaarsaldi in de VS, is een milde recessie een plausibel scenario. Voor wat betreft de Europese economie en de Europese aandelenmarkten zijn wij somberder. Wij denken dat in Europa het slechte nieuws nog niet voldoende is ingeprijsd.

De grote vraag is hoe je hier als belegger het beste mee om kunt gaan. Aangezien wij beleggen voor de lange termijn en de aandelenbeurs op lange termijn vaak omhoog gaat, vinden wij het niet verstandig om op deze lage koersniveaus de gehele aandelenportefeuille  te verkopen en de opbrengst liquide te laten staan. Daar komt nog eens bij dat spaargeld feitelijk een gegarandeerd negatief rendement oplevert. Los van eventuele belastingen, is de spaarrente nagenoeg nul. Bij een huidige inflatie van circa 10 % betekent dit dat het spaargeld ook 10 % minder waard wordt.

Wel hebben wij binnen de beleggingsportefeuille de kaspositie tijdelijk verder opgehoogd. Enerzijds ter bescherming en anderzijds om de komende maanden degelijke aandelen te kunnen kopen die (te) fors in koers zijn gedaald, maar waarbij de lange termijn vooruitzichten gunstig zijn.

Aandelenportefeuille

Binnen de aandelenportefeuille zijn wij de afgelopen maanden meer gaan beleggen in defensieve sectoren. Dit zijn sectoren waarbij de winst van ondernemingen in die sector minder economisch gevoelig zijn. In onderstaande tabel is de economische cyclus afgebeeld (van recessie naar herstel naar het midden van cyclus naar de eindperiode van het economisch herstel) en de sectoren die het historisch goed doen in de verschillende stadia van economische groei. De blauwe pijl geeft onze visie weer. Wij gaan ervan uit dat de economie nu in de recessiefase zit. Dat betekent dat beleggers er verstandig aan doen, meer te beleggen in de sectoren: gezondheidszorg, nutsbedrijven, telecom en financials (en dan met name de verzekeraars die kunnen profiteren van de stijgende rente).

Het goede nieuws is dat, zeker in de VS, de economie bijzonder veerkrachtig is en ook weer snel in een herstelfase kan komen. Hoewel wij daar nu nog niet in zitten, laat de fase van beginnend economisch herstel vaak een bijzonder mooi rendement zien. Met name technologieaandelen, die een groot onderdeel zijn van onze portefeuille, laten historisch gezien vaak een fors koersherstel zien.

Obligatieportefeuille

De hoogte van de rente heeft niet alleen invloed op aandelen, maar vooral ook op obligatiekoersen. Een stijgende rente betekent een dalende obligatiekoers en een dalende rente betekent een stijgende obligatiekoers. Hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe groter het effect van een veranderende rente op de obligatiekoers.

Vanwege de stijgende rente hebben wij al meerdere keren dit jaar langlopende obligaties verkocht. De opbrengst hebben wij gebruikt om kortlopende obligaties te kopen. Daarnaast hebben wij obligaties gekocht die een variabele couponrente hebben. Hoe hoger de rente, hoe hoger de couponvergoeding. Dit soort obligaties hebben vanwege de variabele couponvergoeding ook nauwelijks last van een stijgende rente.

Nieuwe benchmark

In al onze beleggingsportefeuilles neemt de juiste benchmark een belangrijke plaats in. Dit geldt met name voor de modelportefeuille bestaande uit aandelentrackers en/of obligatietrackers. Hierbij geldt de benchmark als startpunt. Vervolgens brengen wij op basis van onze visie hier over- en onderwegingen in aan. Dit wordt de tactische middelenverdeling genoemd. Deze over -en onderwegingen kunnen betrekking hebben op het percentage aandelen en/of obligaties, maar ook op de regio- en sectorverdeling binnen de categorie aandelen en/of obligaties.

Volgens de richtlijnen van de AFM (de toezichthouder in Nederland) geldt een aantal belangrijke voorwaarde bij het opstellen van een juiste benchmark.

➢ De benchmark moet onderliggende waarden hebben en mag niet door VLP worden beheerd

➢ VLP mag niet constant de gebruikte benchmark wijzigen (=manipulatie)

➢ De benchmark moet overeenkomsten hebben met het beleggingsuniversum

Binnen VLP hanteren wij nog enkele extra voorwaarden waarin voldaan moet worden

➢ De benchmark dient idealiter in euro’s te zijn, aangezien de rapportage ook in euro’s is en hiermee euro’s met euro’s worden vergeleken en het valutaresultaat er uit wordt gefilterd.

➢ Een fysieke tracker (ETF) heeft de voorkeur boven een index, aangezien in de koers van een tracker de kosten en de dividenden worden meegerekend.

Benchmark obligaties

De benchmark voor de obligatieportefeuille blijft ongewijzigd, te weten de Markit iBoxx Euro Corporate Bond Index in euro’s. Deze veel gebruikte index bestaat uit de meest liquide bedrijfsobligaties die een rating hebben van minimaal investment grade en genoteerd zijn in euro’s.  De onderliggende beleggingen (liquide obligaties met een investment grade rating) komen voor een deel overeen met de beleggingen in de obligatiemodelportefeuille.

Benchmark aandelen

Voor het aandelengedeelte van onze beleggingen hebben wij in de zomer een nieuwe benchmark geselecteerd.  Net als in het verleden kiezen wij niet voor een index, maar voor een tracker. Aangezien wij wereldwijd beleggen, kiezen wij wederom voor een tracker die een wereldwijde index kopieert.

Wij selecteren de fysieke tracker Vanguard FTSE All World ETF. Het grote voordeel ten opzichte van de vorige tracker (iShares MSCI All Country World index) is dat deze tracker in euro’s is genoteerd en hiermee het valutaresultaat geen rol speelt.

Drs. Richard de Jong RBA is directeur vermogensbeheer bij en mede-eigenaar van Van Lieshout & Partners N.V. De informatie in dit artikel is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies, of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen.